Evolutie = de
ontwikkeling van alles wat leeft.
Ordening = een inzicht
krijgen door een systeem van rangschikking.
Levende
natuur (ook eencellige organismen) zijn opgebouwd uit cellen en biotisch =
de natuur moet levensverschijnselen vertonen om te kunnen evolueren.
Levenloze
natuur bevat geen cellen en is dus abiotisch.
• primitieve
levensverschijnselen levende natuur:
- ademhalen
- voeden
- uitscheiden
- bewegen
- groeien / ontwikkelen
- voortplanten
- waarnemen.
Een
virus: kan
niet bestaan zonder gastheer en is moeilijk te bestrijden omdat de
virussen continue veranderen.
Taxonomie
=
een indeling van soorten. -> eerste
taxonoom Aristoteles hij probeerde alle dieren in te delen -> hiërarchische
(=van hoog naar laag) ordening/ indeling van hoog (de mens) naar
laag (de plant).
Mening Aristoteles:
soorten
onveranderlijk:
als een soort een soort was, zat die altijd die soort blijven.
spontane
generatie: dieren
konden spontaan uit levende materie ontstaan.
Liannaeus: plantkundige, eerste die de wereld in 3 rijken
ordende: mineralen-, planten- &
dierenrijk.
+
werkte met binomiale nomenclatuur = elk organisme 2 namen, 1 Genus
(geslacht), 2 Soortnaam.
Haeckel: eerste onderzoeker, die evolutie erkende.
Menselijke
lichaam: alle
processen vastgelegd door eiwitten -> opbouw ligt vast in genen. Onderscheid
in domeinen en rijken door -> indeling op grond van DNA-kenmerken &
aanwezigheid van celkernen.
->
nu kent men 3 domeinen:
• Prokaryoten (cellen zonder celkern)
- bacterie (echte bacterie)
- archaea (oer bacterie)
• Eukaryoten (organisme met
een celkern)
hieronder
zijn drie rijken te onderscheiden:
|
Bladgroenkorrels
|
Celkern
|
Fungi
/ Schimmels
|
geen
|
wel
|
Plantae
/ planten
|
wel
|
wel
|
Animalia
/ dieren
|
geen
|
geen
|
Autotroof
organisme =
zo’n organisme is NIET afhankelijk van een ander organisme om voor te bestaan. (gebruik van fotosynthese om
zichzelf te voeden)
Heterotroof
organisme =
zo’n organisme is dus wel afhankelijk van een ander organisme.
Dierenrijk:
• ingedeeld in 8
stammen, op basis van:
- Symmetrie, asymmetrisch, veelzijdig of tweezijdig.
- De bouw van het skelet, afwezig,
inwendig of uitwendig.
• Afdeling van gewervelden
is ingedeeld in 5 klassen, op grond van 4 kenmerken:
- huid
- ademheling
- manier van voortplanten
- lichaamstemperatuur.
• De vijf klassen zijn: zoogdieren,
vissen, amfibieën, reptielen en vogels.
OORSPRONG
LEVEN OP AARDE:
- God of Wetenschappelijke
verklaring?
- De bacteriën
& extremofielen leefden al heel lang geleden, extremofiel = een soort
bacterie die zicht heeft aangepast aan een extreme omgeving. -> kunnen
sneller voortplanten dus sneller evolueren.
Natuurlijke
selectie: het
gaat niet om de sterkste, maar om degene die zich het beste weet aan te passen
aan zijn omgeving.
Survival
of the fittest: de
sterkste wint.
Darwin: ontwikkelde een evolutietheorie -> deze theorie
beschrijft een proces, waarin erfelijke eigenschappen veranderen binnen
een populatie van organismen. -> in de loop van verandering ontstaat er:
genetische variatie, voortplanting & natuurlijke selectie.
*
Darwin: erfelijkheid wordt doorgeven op generaties. Organismen kunnen
qua uiterlijk veranderen, maar niet genetisch. -> want zijn fylogenetisch
= de afkomst van een dier begint bij één soort (organismen verspreiden zich
-> het aanpassen aan de omgeving is gerelateerd aan het ontstaan van een
nieuw soort).
*
Populaties kunnen wél genetisch veranderen -> dit gaat als
volgt:
- er vind natuurlijke selectie plaats
- er vind variatie plaats, door
mutaties.
- voortplanting -> waarbij gunstige
genen (ontstaan door mutatis) worden doorgegeven.
Natuurlijke
selectie: altijd
bij dieren.
Kunstmatige
selectie: kan
bij de mens.
Bacteriën:
-
heeft een celwand
-
heeft geen celkern
-
prokaryoot
-
meestal heterotroof
Algen:
-
heeft een celwand
-
heeft een celkern
-
eukaryoot
-
autotroof
Schimmels:
-
heeft een celwand
-
heeft een celkern
-
eukaryoot
-
heterotroof
Symbiose
= Twee organisme die samen leven waarbij
een van de organismes er een voordeel aan hebben of het kan zelfs noodzakelijk
zijn.
•Mutualisme: Allebei de organismes
hebben er voordeel aan of het is noodzakelijk. Een vogel haalt de parasieten
uit de bek van de krokodiel.
•Commensalisme: Een organisme profiteert
van de samenleving terwijl de ander er niet door wordt beïnvloed. De
bacteriën die in de darmen van de mens leven.
•Parasitisme: De samenleving is
schadelijk voor een organisme. De lintworm bij een mens.
De evolutie van
de mens:
De
evolutie van de mens begon miljoenen jaren geleden toen de apen zich moesten
aanpassen aan een klimaatverandering. Langzaamaan kwamen er een aantal apen uit
de bomen, ze moesten voedsel zoeken op de grond en gingen daarvoor op twee
poten lopen. Vervolgens ontwikkelen de apen zich langzaamaan tot mensen, de
eerste voorouder van de mens was de homo habilis. Niet alle apen zijn
geëvolueerd tot de voorouder van de mens, alleen de apen die zich moesten
aanpassen.
De
mens is ontstaan aan de hand van natuurlijke selectie.
De foetalisatietheorie à De
foetalisatietheorie is van Louis Bolk, hij houdt in dat de mens een
onderontwikkelde aap is. De evolutie kent verschillende vertakkingen, volgens
Louis Bolk zijn de ontwikkelingen die de dieren wel kennen bij de mensen
gestopt. De dieren zijn bijvoorbeeld in iets gespecialiseerd, een vogels is
gespecialiseerd in vliegen.
Morfisch Resonantie Reservoir (verklaring Sheldrake, R.) = de
informatie van de ouders is onzichtbaar aanwezig bij een jongere generatie.
Nature = alles wat wij (organismen) doen, is genetisch
bepaald.
Nurture = alles wat wij (organismen) doen, hebben wij
aangeleerd.
VB: een eeneiige tweeling is exact het zelfde, maar toch kan
de één een aandoening hebben en de ander niet… Hoe dan? >>> Door
Epigenetica
* Op ons DNA -> Genetische markeringen, groene en rode.
(verschild per mens!)
- Groen: zorgt dat het DNA om onze chromatiden ontrold en dus
die genen leesbaar worden voor onze cellen (aan worden gezet).
- Rood: zorgt juist dat het DNA opgerold blijf om onze
chromatiden en dus die genen onleesbaar blijven voor onze cellen (uitgezet
staan)
*De epignetische markeringen kunnen worden beïnvloed:
- Door de
omgeving waarin je leeft.
- Door bepaalde
voedingstoffen
- Door je
gedrag
*De epigenetische markeringen kunnen van generatie naar
generatie worden doorgegeven, dus de keuzes die je maakt kunnen invloed hebben
op jou generatie (bijv Roken -> kortere levensduur).
*GR-gen: kan aangaan doordat je liefde krijgt van je moeder
in je eerste levens weken -> nakomelingen gelukkiger. -> Als je moeder je
negeert, blijft de GR-gen uit en dus nakomelingen minder gelukkig.
Grottekeningen -> waarom werden deze gemaakt?
*Getekend door Homo sapiens = de denkende mens
*Grottekeningen worden gezien als de oudste graffiti’s
* Gangbare theorie: Voordat de denkende mens ging jagen ->
bidden tot God: beste prooi vangen (= hun doel). -> om hun doel te
visualiseren tekende zij hun prooi in de grotten.